Zakelijke gegevens:
Auteur(s): Joost van den Vondel
Land: Nederland
Pagina's: 311
Uitgever: Prometheus
Datum uitgave: 1659
Schrijver:
Joost van den Vondel was een Nederlandse dichter en toneelschrijver, alsmede handelaar in kousen en suppoost bij de Bank van Lening. Zijn bijnaam is 'de prins der dichters'. Zijn oeuvre bestaat uit onder meer 33 oorspronkelijke en vertaalde treurspelen, leer-, lof- en hekeldichten. Het Amsterdamse Vondelpark werd naar hem genoemd na de onthulling in 1867 van het Vondelmonument.
Zijn kennis verwierf Vondel door zelfstudie en vanaf omstreeks 1620 ook door zijn omgang met geleerden als Vossius, Barlaeus en anderen uit de kring rond P.C. Hooft. Geschokt door de terechtstelling vanOldenbarnevelt begon hij vanaf 1625 hekeldichten tegen decontraremonstranten te publiceren, maar werd in het volgende decennium milder door de invloed van Hugo de Groot en door het overlijden van zijn echtgenote, zijn moeder en diverse kinderen. Een geloofscrisis werd afgerond met zijn overgang tot de Rooms-katholieke Kerk in 1639-1641, waarna hij niet langer welkom was in de Muiderkring. Gedurende deze periode ontwikkelde hij zich sterk als tragedieschrijver. Hij raakte in conflict met zijn zoon Joost jr., met als gevolg het einde van zijn zaak, zodat hij in 1658 een betrekking bij de Bank van Lening moest accepteren. In het buitenland vond zijn zoon de dood, welk leed Vondel verwerkte met een nieuwe fase van scheppingsdrang. Vriendschap van een jongere generatie monterde zijn laatste jaren op.
Vondels belangrijkste werken beslaan diverse genres. Zijn bekendste gelegenheidsgedichten zijn Lof der zeevaert uit 1623, de Geboortklock van Willem van Nassau uit 1626 en de Inwijding van 't stadhuis t'Amsterdam uit 1655; de belangrijkste treurspelen zijn Gijsbrecht van Aemstel uit 1637, Lucifer 1654, Jeptha uit 1659 en Adam in ballingschapuit 1664; de voornaamste leerdichten zijn van na zijn geloofscrisis en tellen onder meer Altaergeheimenissen uit 1645, over de eucharistie, detheodicee Bespiegelingen van Godt en Godtsdienst uit 1662 en De Heerlyckheit der Kercke uit 1663, over aard en historie van de Kerk; de bekendste onder zijn hekeldichten dateren uit 1630: Roskam tegen corrupte regenten en Harpoen tegen de opvatting van calvinisten dat hun gezag ook buiten het terrein van de kerk zou gelden. In de jaren 1630 mislukte zijn epos Constantinade, maar zijn geestelijk epos Joannes de Boetgezant uit 1662 over Johannes de Doper kende tot in de achttiende eeuw navolging. Behalve de Psalmen vertaalde Vondel Sophocles (tragicus), Horatius, Vergilius, en Ovidius, de laatste zowel in proza als op rijm. Ten slotte zijn er nog enkele bekend geworden kleine gedichten zoals 'Kinder-lyck' over het overlijden van zijn zoontje Constantijn in 1632. Ondanks deze omvang en variatie zijn letterkundigen het er sinds lang over eens wat het hoogtepunt van dit oeuvre is: 'Lucifer kan beschouwd worden als Vondels meesterwerk.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten